Zemlinsky’s Lyrische symfonie: verloren liefde
Wie nog nooit heeft kennisgemaakt met de muziek van de Oostenrijkse componist Alexander von Zemlinsky (1871-1942), staat voor een buitenkans. Zemlinsky’s Lyrische symfonie voor bariton, sopraan en groot orkest heeft alles in huis om als sleutelwerk te worden beschouwd uit de twintigste eeuw.
Met tekstuele onderwerpen als liefde, verlangen en verdriet raakt het grootse werk tijdloze en universele thema’s aan, en met een diep-emotionele muzikale schriftuur die zelfs briljante orkestratoren als Mahler en Strauss naar de kroon steekt, garandeert het werk een unieke en dankbare muzikale ervaring. Geen wonder dat het werk in één adem genoemd wordt met Mahlers Das Lied von der Erde en Schönbergs Gurrelieder. Deze drie monumenten uit de eerste decennia van de twintigste eeuw bewezen de intieme vertelkracht van een liedcyclus compatibel met de expressieve mogelijkheden van een symfonie. De boodschap is duidelijk: een uitvoering van Zemlinsky’s Lyrische symfonie laat je als liefhebber van symfonische muziek niet zomaar passeren.
Melodische rijkdom
Hoe komt het dan dat Zemlinsky’s Lyrische symfonie, en in feite zijn hele oeuvre, niet vaker op de concertprogramma’s verschijnt? Dat heeft meer met muziekgeschiedenis te maken dan met de muziek zelf. In de boeken wordt het muzikale klimaat van de vroege twintigste eeuw vaak voorgesteld als een spreidstand tussen twee tegengestelde stromingen: modernisten als Schönberg en Stravinski werkten aan een radicale hertekening van het muzieklandschap, en traditionalisten als Rachmaninov en Sibelius bleven trouw aan de esthetiek van de negentiende-eeuwse romantiek. Die tweedeling is wat onfortuinlijk, want figuren als Zemlinsky (en eigenlijk ook Mahler) vallen daar precies tussenin. Zemlinsky waagde weliswaar een aantal schreden in het modernisme, maar toonde zich daarin veel gematigder dan enkele van zijn innovatiehongerige tijdgenoten.
De laatste jaren wordt het boeiende oeuvre van Zemlinsky echter gretig herontdekt. Men waardeert de componist meer en meer vanwege zijn expressieve (of juister: ‘expressionistische’) stijl, waarin hij toch een enorme melodische rijkdom weet te behouden. Met Zemlinsky’s Lyrische symfonie diept het Antwerp Symphony Orchestra zo een meesterwerk op dat bijna - en uiterst onterecht - tussen de plooien van de muziekgeschiedenis zou zijn verdwenen.
Lyrische symfonie
Zemlinsky was een kind van zijn tijd. Nergens was het bewogen tijdsgewricht tussen de negentiende en de twintigste eeuw duidelijker voelbaar dan in Zemlinsky’s geboortestad Wenen. Onder de pronkerige oppervlakte van gouden balzalen en Weense walsen, rijpten de vernieuwingen van schrijvers, filosofen, schilders, architecten en componisten, waaronder Hugo von Hofmannsthal, Karl Kraus, Gustav Klimt, Oskar Kokoschka, Sigmund Freud en Gustav Mahler. Samen schudden ze het enigszins ingedommelde cultuurlandschap danig door elkaar. De Lyrische symfonie uit 1923, voor sopraan, bariton en groot orkest was een van Zemlinsky’s voornaamste bijdragen aan dit klimaat, en geldt als zijn magnum opus. Zemlinsky raakte gefascineerd door de dichtbundel Der Gärtner (De Hovenier) van de Indische dichter en Nobellaureaat Rabindranath Tagore, en selecteerde er zeven teksten uit die hij zo combineerde tot ze een dialoog suggereerden tussen een prins (bariton) en een verliefd meisje (sopraan). Helaas strandt hun idyllische liefdesdroom op de klippen van de realiteit.
“De boodschap is duidelijk: een uitvoering van Zemlinsky’s Lyrische symfonie laat je als liefhebber van symfonische muziek niet zomaar passeren.”
Zemlinsky’s muzikale dramaturgie is geniaal. De Lyrische symfonie wordt muzikaal gedragen door een reeks motieven die eindeloos gevarieerd en ontwikkeld worden, conform de psychologische ontwikkeling van de personages. De prins wordt gekarakteriseerd door een motief van vier noten waarop hij zijn eerste woorden zingt (“Ik ben rusteloos”), en ook het meisje krijgt doorheen het hele werk muzikaal gestalte via een eenvoudig motiefje op haar eerste woorden (“Moeder, de jonge prins…”). Bovendien toont Zemlinsky zich een meester in het orkestreren: door te spelen met subtiele muzikale kleuren en verschillende texturen, modelleert hij het verhaal op een bijzonder suggestieve wijze. Enerzijds creëert de interactie tussen de solisten, zelfs met een reuzenbezetting, een gevoel van intimiteit en verbinding. Anderzijds onderstreept de structuur de tragiek van de verloren liefde: de Prins zingt de oneven nummers, het meisje de even nummers. Nooit zingen ze samen.
Tussen traditie en experiment
Het heeft Zemlinsky niet geholpen dat zijn magnum opus steeds naast Mahlers bekende Das Lied von der Erde werd gelegd. Hoe dan ook zijn de parallellen tussen beide werken en hun componisten, op het kantelpunt van romantiek en modernisme, onmiskenbaar. Zowel Mahler als Zemlinsky waren buitengewone orkestratoren met een verfijnd gevoel voor muzikale dramaturgie, maar er is ook een cruciaal verschil. Beide componisten vertegenwoordigen elk op hun manier een hele generatie kunstenaars in een verwarrende tijd, waarin het zoeken was naar vaste grond. Beiden voerden een worsteling met de tijdgeest, enkel Zemlinsky bleef erin verstrikt. Net als de Lyrische symfonie eindigen ook Zemlinsky’s opera’s vaak in desillusie en wanhoop, terwijl zelfs de zwaarmoedige Mahler een uitweg bleef zien. Zemlinsky voelde weliswaar de aantrekkingskracht van verregaande muzikale vernieuwingen, maar bleef uiteindelijk dicht bij de laat-romantische toonspraak terwijl tijdgenoten in volle vaart het muzikale modernisme in stoven. Hij aarzelde tussen traditie en experiment, met voorwaartse tred en achterwaartse blik. Daardoor bleef Zemlinsky’s naam lange tijd louter een hardnekkige voetnoot bij Mahler en Schönberg, wachtend op de langverwachte revival die hem momenteel in ere herstelt als een van de onbetwiste grootmeesters van de late romantiek.
Arne Herman