De koperblazers: knetterend koper
In een symfonieorkest vind je houtblazers én koperblazers, beide groepen behoren tot de blaasinstrumenten of aerofonen. De blaasinstrumenten uit koper kunnen het hardst spelen van allemaal. De groep bestaat uit trompetten, hoorns, trombones en tuba's.
Luid of zacht
Koperblazers hebben een groot volume. Het vraagt dan ook veel fysieke kracht om een koperinstrument te bespelen. Precies omdat ze zo luid kunnen spelen, worden deze instrumenten gebruikt in fanfares of in andere orkesten die vaak in open lucht optreden. Maar vaak moeten kopers ook heel erg zacht klinken en dan is het een stuk moeilijker om er op te spelen. Alleen echt goede muzikanten slagen daarin.
Het mondstuk van een koperblazer
Net zoals de houtblazers produceren koperblazers geluid door lucht te blazen in het instrument. Omdat de vorm en het materiaal van het instrument anders is, klinken de tonen van een koperblazer heel anders. Maar het belangrijkste verschil tussen hout- en koperblazers zit in het mondstuk. Koperblazers blazen niet in een gaatje of in een rietje zoals bij houtblazers, maar in een mondstuk dat op het instrument bevestigd is. Zij zetten het mondstuk aan hun lippen en blazen zoveel mogelijk lucht door hun lippen. Zo slaan de lippen aan het trillen en die trilling wordt overgedragen op het instrument.
De kopers op een rijtje
- De trompet is het bekendste koperinstrument. Het is een instrument dat door de speler horizontaal op de lippen gezet wordt en dat een heel specifieke, heldere klank produceert. Een stevige trompetklank kan je overal bovenuit horen. Een trompet wordt bespeeld door middel van ‘pistons’ of ‘pompventielen’. Dat zijn geen kleppen zoals bij de houtblazers, maar een soort druktoetsen. Het effect blijft hetzelfde: door een piston in te drukken, maakt de trompettist de klankbuis langer of korter, zodat andere tonen klinken.
- De hoorn is verre familie van de jachthoorn. Net zoals bij de trompet moet je op een hoorn knopjes indrukken om de verschillende noten te spelen. Die knopjes heten ‘ventielen’. Ze worden met de vingers van de linkerhand bediend. Toch wordt de bijzondere, romantische klank van de hoorn vooral bepaald door de lippen van de muzikant. Goed bespeeld klinkt de hoorn prachtig vol en diepwarm. Dat komt omdat een hoorn een erg lange klankbuis heeft.
- De trombone heeft geen ventielen of pistons, maar een ‘schuif’. Hoe verder je de buis uitschuift, hoe lager de toon wordt. Een trombone klinkt dan ook doorgaans lager dan een trompet of hoorn. Door de aanwezigheid van de schuif kan een trombone iets wat andere koperblazers niet kunnen. Tijdens het spelen kan een trombone de schuif uit- of intrekken, waardoor een glissando ontstaat. Dat wil zeggen dat de trombone van de ene noot naar de andere ‘glijdt’ of ‘schuift’.
- De tuba is de grootste en laagst klinkende koperblazer. Dit instrument produceert erg lage tonen en wordt meestal bespeeld door iemand met een flinke fysiek. Er is dan ook een krachtige adem voor nodig om een deftig geluid uit de tuba te krijgen. Omwille van de grootte van het instrument neemt de tubaïst het instrument op z’n schoot. Net zoals de trompet heeft de tuba ventielen, maar die bevinden zich in het midden van het instrument. Ondanks de soms logge klanken kan de tuba ook snellere passages en soepele melodieën aan, al zorgt het instrument meestal voor de basklanken.